Operette

De term "operette" bestaat al sinds de 17e eeuw. Het is de vraag of de "kleine opera" zijn naam draagt ​​omdat het korter is dan andere werken - vooral toneelstukken in één bedrijf werden in de 18e eeuw operettes genoemd. In vergelijking met opera verschijnen er minder personages en zijn er geen zingende virtuozen; zingende acteurs zijn perfect geschikt voor de komische actie met gesproken dialogen tussen de muzikale acties.

Parijse Operette

Deze kunstvorm is ontstaan ​​in Parijs rond 1848, maar werd "opérette-bouffe" genoemd in het geval van een eenakter en "opéra-bouffe" in het geval van een meerakter. Het model was de "Opéra comique", de werken waren oorspronkelijk kort en hadden een grotesk frivole inhoud. Een van de eerste componisten was Florimond Ronger met zijn stukken "Don Quichotte et Sancho Panca", "Le Petit Faust" en "Man'zelle Nitouche". Een andere persoon oogstte de faam: Jacques Offenbach opende het "Théâtre des Bouffes-Parisiens" als onderdeel van de Wereldtentoonstelling van 1855, die exclusief aan operettes was gewijd.

De operette veranderde met de Frans-Pruisische oorlog van 1870/71. Het burgerlijke publiek eiste minder groteske en frivole toneelstukken, Emmanuel Chabrier overtuigde met belachelijke slapstickkomedies, André Messager won het publiek met meer sentimentele toneelstukken.

Weense operette

Nadat Karl Treumann en Johann Nepomuk Nestroy met succes Offenbach-operettes naar Wenen hadden geïmporteerd, ontstonden vanaf 1860 onafhankelijke Weense werken, die werden gespeeld in het traditionele Weense theater in de voorsteden. Om zich los te maken van het ambachtelijke publiek en een rijk publiek aan te trekken, werden de operettes opgevoerd in de Weense voorstedelijke theaters. Een bijzonder onderscheidend kenmerk van de Weense operette was de invloed van de Weense wals tot ver in de 20e eeuw.

Berlijnse operette

Door het succes van de Parijse en Weense operettetitels begonnen lokale componisten al snel met het introduceren van een typisch Berlijnse intonatie in de operette. Kenmerkend voor de Berlijnse stijl is de grillige marsmuziek, zoals Paul Lincke's "Das ist die Berliner Luft, Luft, Luft".

Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Berlijn zich tot het centrum van de Duitstalige operette; Weense operettes werden al in de 19e eeuw uitgeprobeerd in de Berlijnse theaters – en dat is een van de redenen waarom veel Weense componisten de wereldpremières aan de Spree gaven of volledig verhuisden. Aan het begin van de jaren twintig heerste een nieuw geluid gebaseerd op de gesyncopeerde dansen uit de VS, en het transatlantische geluid werd het handelsmerk van de Berlijnse operette.


x
Ideen Selbstständigkeit zu Hause
Goed geïnformeerd met rechts Idee de zelfstandig ondernemer worden.
Kies je idee:
Ideeën voor thuis zijn alles wat je moet weten.
© Ein Service der Nexodon GmbH